Het Pelimentje
Nederlands - nl-NL  Deutsch (DE-CH-AT)  English (United Kingdom)

Dennenbos

Het Texelse bos is aangeplant. Vroeger waren er nauwelijks bomen op het eiland. Voor hout was men afhankelijk van wat er op het strand aanspoelde. Vandaar dat het gebruikelijk was de spanten van boerderijen te maken van de masten van schepen die voor de kust van Texel waren vergaan.

Sceptisch

Aan het eind van de 19e eeuw wilden vooruitstrevende Texelaars de woeste duinen nuttig maken. Er werden bomen geplant, vooral dennen, om hout te produceren. Veel Texelaars stonden sceptisch tegenover het Dennenbos. In de Dennenbos_wandelenduinen wilde tenslotte bijna niks groeien en men dacht dat naaldhout op Texel niet kon gedijen. De vroege natuurbeschermer Jac.P. Thijsse, die in 1890 en 1891 onderwijzer was op Texel, protesteerde fel tegen de aantasting van het landschap.

Later draaiden degenen die kritiek hadden op de bebossing wel bij. Thijsse had gelijk dat door ontwatering van de natte duinvalleien een uniek stuk natuur verloren ging. Maar in zijn beroemde Verkade-album ‘Texel' uit 1927 schreef hij over een fietstocht door het Dennenbos ruimhartig: "Iedereen zal op deze plek moeten erkennen, dat er door de Staatsbebossching toch een zeer goed werk is verricht en dat Texel als woonplaats er heel wat aan heeft gewonnen. Bij alle goede dingen, waarop ons eiland trotsch kan zijn, ontbreekt er toch dikwijls één begeerenswaardig iets en dat is luwte."

Recreatie

Dennenbos_fietsersOok de bevolking raakte verknocht aan het Dennenbos. De houtproductie stelde niet veel voor vanwege de onvruchtbaarheid van de grond en de zeewind. Maar toen het toerisme op het eiland toenam, werd het Dennenbos belangrijk als recreatiegebied. Voor een gevarieerdere natuur werden meer loofbomen geplant. Toch wordt het bos door de Texelaars nog steeds De Dennen genoemd. Hoe gehecht zij aan hun dennen zijn, bleek ook toen Staatsbosbeheer enkele jaren geleden besloot een deel van de naaldbomen in het Dennenbos te kappen. De Texelaars kwamen massaal in verzet.


Mischa Witte 2012-2020